Hoogeveen
Roelof van Echten kocht in 1625, 5000 morgen veenland van de boeren van Zuidwolde en stichtte zo Hoogeveen.
“Roelof van Echten was een visionair man, die het veengebied in Hoogeveen en omstreken wilde ontwikkelen. Om dat te kunnen doen, kocht hij in 1625 5000 morgen veen van de boeren van Steenbergen en Ten Arlo. Dit was het juridische begin van Hoogeveen. Hij was dan ook de stichter van Hoogeveen. Omdat hij geen geld genoeg had om de ontwikkeling van het gebied alleen op te zetten, stichtte hij de Compagnie van de 5000 Morgen, waar hij de leider van was. Roelof bezat een uitgestrekt stuk veenland, Van Echtens Morgenland. Hij stichtte ook een fonds voor kerk, school en armen, de zogenaamde ‘100 Morgen’, nu ondergebracht in het Jonkheer Rudolph van Echten-fonds.”
Dat is de mythe van het ontstaan van Hoogeveen. En daar klopt niets van, zo is inmiddels gebleken. Om een heel lang verhaal een beetje overzichtelijk te maken zal hiervan puntsgewijs een en ander worden gezegd:
- De mythe is niet in overeenstemming met de historische werkelijkheid, en wordt als zodanig bestreden door Roelof van Echten zelf. Die zegt van zijn veenhandel: “De Zuidwolder Venen, daarin heb ik een partie gekocht en de vorige eigenaar betaald, namelijk Jr. Menno van den Clooster, en het principaalste van die gezamenlijke eigenaren bij solemneel contract ontvangen, die daarvoor genieten zullen mede uit en vrijdom van de tienden turf het welke u Edele mede voor lange is bewust geweest, als mede dat ik de ondergrond namaals van die van Zuidwolde heb gekocht”.
Hij laat zijn handel met Zuidwolde dus niet beginnen met 1625, maar verklaart dat het nog eerder was. Tevens geeft hij aan dat er in 1625 (bij “het principaalste bij solemneel contract”) sprake was van ruilhandel(!), en geen koop.
Hij ruilde veen tegen tienden, zei hij. De ondergrond had hij later (1630) wel gekocht. Hoeveel veen ruilde hij met Zuidwolde? In de bronnen is zelden of nooit sprake van oppervlakten, behalve voor de beschrijving van het totale gebied van de 5000 Morgen.
Toch kennen we een aanduiding van Roelof van Echten zelf van de grootte van de Zuidwolder Venen. Hij zegt in zijn brief van januari 1632: “Zij lieden evenwel niet kunnen geloven dat ik met alle de Zuidwolder en Mepper Venen geen 5000 morgen zou kunnen leveren. Indien nu zij lieden nog niet kunnen begrijpen dat uit zeven of acht wel vijf kunnen geleverd worden…….”
Zeven of achtduizend morgen was dus het hele gebied van de Meppense Venen en de Zuidwolder Venen samen. Als we weten dat de Meppense Venen zelf werden geschat op 6000 morgen, dan kunnen de Zuidwolder Venen dus nooit meer zijn geweest dan hooguit 2000 Morgen. Wel minder. Als ‘zeven of acht’ staat voor het hele gebied, blijft er na aftrek van ‘zes’ nog één tot twee over. De Zuidwolder Venen waren minimaal 1000 morgen en maximaal 2000.
- De mythe gaat ervan uit dat er één moment is geweest waarop het grondgebied van de Compagnie van de 5000 Morgen is aangekocht, december 1625, en neemt dat moment als het begin van Hoogeveen. In werkelijkheid is het bijeenbrengen van het veencomplex een proces geweest, met als hoofdjaartallen: 1551 (Meppense Venen van 6000 morgen los van boeren van Meppen), 1558 (uiteenvallen Meppense Venen in twee delen), 1625 (boeren Steenbergen en Ten Arlo ruilen hooguit 2000 morgen veen met Roelof van Echten voor uitvaart en tienden), 1630 (Roelof koopt de ondergrond onder dat veen), 1631 (aankoop helft Meppense Venen door Roelof van Echten), 1631 (aankoop 33 morgen door Roelof van Echten), 1631 (overdracht van wat Roelof al had aan Compagnie van de 5000 Morgen), en 1633 (Roelof wint het naarkoopproces, en verkrijgt voor de Compagnie van de 5000 Morgen de andere helft van de Meppense Venen.
Pas in 1633 is het hele gebied in één hand, maar niet die van Roelof, maar in de hand van de Compagnie van de 5000 Morgen. Het jaartal 1625 is dus in feite slechts een moment in een proces, meer niet, en er is sprake van minder overdracht dan het geval was in 1551, 1631 en 1633, zodat het jaartal 1625 ook nog eens in de schaduw staat bij andere jaren. Als we één moment willen zien waarin de veenlanden van de Compagnie in één hand waren, en dat moment wil de mythe dus weergeven, dan zou je moeten kiezen voor 1633 en niet voor 1625.
- Dat ene moment, dat dus foutief in 1625 wordt geplaatst, dat noemt men ‘stichten’. Het stichten van een plaats gebeurde in de 17de eeuw veel meer. Hoe verschillend de verhalen ook zijn, in alle gevallen is er bij ‘stichten’ sprake van een bewust gewilde en geplande handeling of serie handelingen, gericht op de stichting van een volksplanting, een dorp of een stad, met plannen voor hoe die plaats eruit zou moeten zien. Er is nooit sprake van een min of meer automatisch gevolg, een neveneffect of voortvloeien uit een andere bewuste daad. Als de mythe spreekt over het stichten van Hoogeveen, dan voldoet dit stichten niet aan de definitie die in de 17de eeuw en tegenwoordig algemeen aan stichten werd/wordt gegeven. In 1625 gaat het niet over een kolonie, maar het gaat over een ruil van veen tegen vrije uitvaart en turftienden. Er is in 1625 geen volksplanting ontstaan, noch plannen ervoor gemaakt. Roelof van Echten heeft ook niet aantoonbaar actie ondernomen om een volksplanting op het veen van de 5000 morgen van de grond te krijgen, en als dit enige jaren later wel gebeurt, dan zijn er in 1636 andere initiatiefnemers met duidelijke plannen, die wel voldoen aan de 17de-eeuwse definitie van stichten. Hoogeveen is in 1626 als veenkolonie gesticht door de Hollandsche Compagnie. Dat was – om nog exacter te zijn – door twee van hun directeuren, die toen een bezoek brachten aan het veen: Johan van der Meer en Pieter Joosten Warmont. Tot slot nog een andere logische stap: Als we – nu dus tegen beter weten in – de acte van 1625 toch nog als het stichten van Hoogeveen zouden beschouwen, zouden we alle vier ondertekenaars als stichters moeten beschouwen. Het was een ruil, de een kon niet zonder de ander. Kortom, er was van begin af aan al flink wat mis met dit idee.
- Er kon in 1625 en 1630 helemaal niet gesticht worden. De grond was nog niet eens geleverd! In 1630 ging het alleen over de koop van de grond onder het in 1625 geruilde veen. De grond waarop het dorp Hoogeveen zou ontstaan werd pas in 1631 gekocht! Dan kun je niet eens stichten in 1625, ook al zou je dat willen! En net als bij de grond van 1630 was er in 1631 nog geen sprake van formele overdracht. Er werd wel rekening gehouden met de komst van kolonisten, dat wel. Er werd toestemming geregeld voor een lucratieve tapperij, er werd vrijdom van belasting voor 50 jaar geregeld. Maar er werd helemaal nergens gesproken van concrete plannen om een plaats vorm te geven. Er werd nergens gesproken over het bouwen van woningen, of waar die moesten komen. Er is in alle stukken zelfs niet één keer sprake geweest van een woning, huis, keet, of waar men zoal onderdak in kon vinden. Volgens de gangbare opvatting over stichten, zoals dat in de vaderlandse geschiedenis en de klassieke opvatting daarvan gangbaar was. Er is dus noch in 1625, noch in 1630, noch in 1631 een plaats Hoogeveen gesticht, en er werd in geen van die aangegeven jaren een concrete handeling verricht die dat ten doel had.
- Alle bekende auteurs wisten al dat Hoogeveen niet in 1625 gesticht kon worden en hebben dat ook zo geschreven, wat ze mondeling ook uitdroegen! Een mooi beeld van de situatie op het Hooge Veen krijgen we in de brief van Roelof van Echten van 12/22 januari 1632. Hierin spreekt hij nergens over kolonisten, een kolonie of andersoortige bewoning op het Hooge Veen. De vaart is nog niet klaar, er wordt nog geen turf gegraven, er kan nog niet gewoond of gewerkt worden(II). In 1678 schetst Roelof van Echten II een beeld, waarin duidelijk wordt dat de kolonisatie iets was wat pas na 1625 op gang was gekomen[iii]. Schulte C.E. Carsten kreeg volop informatie van de familie Van Echten, toen hij rond 1791 een pleidooi voor het behoud van de zuidelijkste venen voorbereidde. In zijn pleidooi[iv] wordt duidelijk dat de stichting van de kolonie iets was van na 1625. Jan van der Veen Azn. publiceerde in de Drentsche Volksalmanak voor 1868 een beeld over het ontstaan van Hoogeveen, waarin in de toenmalige optiek in 1625 wel een kiem werd gelegd voor de wording van de gemeente, maar waarin nog geen sprake was van kolonisatie in dat jaar.
Verder dan die kiem kwam het niet in 1625, de plaats zelf kwam later. In de zomer van 1924 was het nog niet vanzelfsprekend om te spreken van de stichting van de plaats Hoogeveen in 1625. Omdat er geen concrete informatie was, werd dit stichten van Hoogeveen zowel gekoppeld aan het ruilcontract van 20 december 1625 als aan de acte van 12 maart 1631: de oprichting van de Compagnie van de 5000 Morgen. Er werd flink over gediscussieerd. Dat men in 1925 toch een 300-jarig bestaan is gaan vieren, was omdat de toenmalige lokale historicus Albert ten Heuvel een doorslaggevend pleidooi hield, waaruit voor hem duidelijk leek dat er al een kolonie was voor 1631, die omstreeks 1625 ontstaan moest zijn[v]. Vervolgens werd het feest voorbereid voor 1925. Nog voor dat feest los kon barsten, stond er in de Hoogeveensche Courant van 29 april 1925 een artikel van dezelfde Albert ten Heuvel waarin hij zijn conclusie volledig herzag. Hij constateerde dat er voor 1631 nog niet gedacht werd aan de stichting van de kolonie! Het feest ging gewoon door.
Hoogeveen was gesticht in 1625.Iedereen zei het toen, en iedereen bleef het zeggen. Maar geen van de lokale historici verdedigde het nog. Dr. Jacob Wattel publiceerde in de Nieuwe Drentse Volksalmanak van 1956 (blz.52) wel dat er in 1631 voorzien werd dat er kolonisten zouden komen, maar ze waren er nog niet. Hij schreef (blz.58): “Vermoedelijk zijn in ’t begin der dertiger jaren de hoofdvaart en enkele wijken tot stand gekomen en is het binnenstromen van immigranten begonnen”. Dit herhaalde hij nog eens in 1975[vi]. De kolonie begon dus in zijn optiek na 1631, maar hij had geen duidelijkheid wanneer precies. Lammert Huizing sprak in 1975 eveneens de stichting van een kolonie in 1625 tegen, en herhaalde dat toen het boek later verbeterd herdrukt werd. Hij zei daarover[vii]: Zo lang hij (Roelof van Echten) niet kon beschikken over de ondergrond, kon hij geen kanaal graven, kon hij geen verlaten aanleggen of bruggen bouwen, kon hij geen bomen planten, kon hij geen mensen beloven zich blijvend op het veen te vestigen, kortom: kon hij niet gaan koloniseren” Kortom: alle bekende en minder bekende auteurs wisten dat de plaats Hoogeveen niet gesticht was in 1625. De enige reden waarom dit in 1925 wel werd aangenomen, is een vergissing van Albert ten Heuvel, die te laat werd gecorrigeerd om de festiviteiten nog te verplaatsen. Zelfs de koningin was al ingelicht, en de lintjes voor de burgemeester, de gemeentesecretaris en een andere hoogstaande plaatsgenoot lagen al klaar. Wanneer Hoogeveen wèl was gesticht, dat wist niemand precies. In 1975 telde men gewoon verder vanaf 1925 en niemand vroeg zich af of dit wel klopte, ook al kende men de krantenpublicaties van Albert ten Heuvel.
- Roelof van Echten was niet de visionaire man, die het veengebied in Hoogeveen en omstreken tot ontwikkeling bracht. Het veengebied was groter dan de 5000 Morgen en die 5000 Morgen maakten dus deel uit van twee complexen, namelijk de hooguit 2000 morgen die van Zuidwolde werd overgenomen, en de 3000 morgen van Meppen/Gees. Roelof belemmerde de boeren van Steenbergen en Ten Arlo bij het opstarten van de vervening in hun gebied. Door geen samenwerking te zoeken met de Compagnie in de Meppense Venen, maar dit gebied helemaal te annexeren, is de ontwikkeling van de 3000 morgen op de oost- en de zuidzijde van de latere gemeente Hoogeveen zeker een eeuw later op gang gekomen dan mogelijk was. Al met al had hij een rol bij de ontwikkeling van de 2000 morgen, en was hij belemmerend bij de ontwikkeling van zeker 4500 morgen aangrenzend gebied. Het ging hem duidelijk niet om de ontwikkeling van het gebied, maar om een gewone machtspolitiek, in het eigen voordeel.
- De mythe werkt als dekmantel, om te camoufleren hoe Roelof van Echten zakelijk gezien omgegaan is met de boeren van Steenbergen en Ten Arlo. Bij een koop waren er geen verdere verplichtingen. Maar er was geen koop, er was in 1625 sprake van ruil. Bij de ruil waren deze verplichtingen er feitelijk volop en Roelof van Echten heeft tijdens zijn leven al deze verplichtingen ontlopen. Dat deed hij, doordat hij zijn schulden niet betaalde, geen sluizen plaatste, en turfgraverij door de boeren van Zuidwolde tegenhield, zodat men geen gebruik kon maken van de vrije uitvaart en de vrijdom van de turftienden.
- De mythe werkt als dekmantel, om diverse oude en dubieuze veentransacties, waarvoor hij gedurende de rest van zijn leven gerechtelijk vervolgd werd, volledig weg te poetsen. Zo verkocht Roelof de Wolfskuilen aan de Compagnie, en droeg dit gebied per stoklegging over, terwijl hij dit gebied aantoonbaar – volgens zijn eigen archief – nooit had bezeten. In 1657 moest zijn zoon Johan dit contractueel erkennen en gingen de Wolfskuilen naar Gees. Roelof verkocht tevens een grote driehoek veenland ten zuiden van de Oostwijk en ten noorden van de Carstenswijk, terwijl hij die nooit had overgenomen van Zuidwolde, en er ook op basis van andere akten geen ongedeeld recht op had. Dit werd pas in 1664 gecorrigeerd, toen de markegenoten van Steenbergen en Ten Arlo alsnog per akte dit gebied overdroegen. Een derde dubieuze zaak was de manier waarop Roelof van Echten de Meppense Venen in zijn bezit kreeg: de ene helft werd zodanig overgenomen, dat de familie van de oorspronkelijke eigenaar onmiddellijk een proces begon, de andere helft werd overgenomen via een gemanipuleerde naarkoop-procedure. Door de mythe werd er nooit meer over gepraat. Roelof had alles in één keer overgenomen. Netjes gekocht. Zei men…..
- De mythe werkt als dekmantel, om een grote tiendenfraude buiten beeld te houden. Roelof had in 1631 alle participanten vrijgesteld van de turftienden. Na een lange periode van conflict, moest zijn zoon Johan in 1657 erkennen dat de Meppense Venen, op basis waarvan 3000 morgen veen ingekomen was in het gebied van de Compagnie, eigendom waren van de marke van Gees. Het gevolg was dat dit hele gebied, deel van de Compagnie van de 5000 Morgen, tiendplichtig was aan de tiendheren van Gees, inclusief de turftienden. Omdat Roelof de participanten had vrijgesteld, zouden de Van Echtens voor hen moeten betalen. Door de mythe – honderd jaar later toen het land opbrengsten gaf – door iedereen als waarheid aanvaard, zijn de turftienden aan de tiendheren van Gees nooit betaald. Bovendien verwierf de familie van Echten en Van Holthe tot Echten tot 1907 – toen de tienden werden opgeheven – geld van een vorm van belasting, waar ze geen recht op hadden. Deze gelden werden anderen onthouden.
- Van een juridisch begin was in 1625 absoluut geen sprake. De akte had zelfs geen juridische geldigheid! De schulte van Zuidwolde heeft hem niet gezegeld, de zogenaamde vertegenwoordigers van de boeren hadden geen aantoonbaar mandaat, de venen waren deel van de Heerlijkheid Ruinen en de officiële eigenaar protesteerde tegen de onderlinge handel van de gerechtigden in de marke van Steenbergen en Ten Arlo. Als klap op de vuurpijl heeft Roelof van Echten de veenruil van 1625 in 1635 in feite moreel teniet gedaan, omdat hij niet meer achter de ruilvoorwaarden bleek te staan. Hij blokkeerde deze! Kortom: als de akte niet in maart 1626 door de Drentse overheid was bekrachtigd, was er geen enkele juridische status geweest voor het stuk. Het stuk zelf rammelde als een brommer met 150 op de snelweg…….
- Roelof was helemaal niet de leider van de Compagnie van de 5000 Morgen. De groep participanten was intern democratisch ingesteld. Wie 100 morgen had, kon 1 stem uitbrengen. De Hollanders dwongen met hun 2300 morgen al snel splitsing van de venen af, zodat de Compagnie eigenlijk alleen nog maar over de Hoogeveensche Vaart ging, en zelfs daarbij zette men Roelof onder curatele.
- Roelof van Echten heeft het fonds voor kerk, school en armen niet gesticht. Net zo min als hij de Compagnie van de 5000 Morgen heeft opgericht. Een groep kan je niet alleen oprichten, daar heb je anderen voor nodig. Dat doe je samen. Roelof is dus als oprichter een deel van een collectief, dat gezamenlijk de Compagnie heeft gesticht, en dat gezamenlijk heeft gezorgd voor dat fonds voor kerk, school en armen. Roelof zou dat wel moeten activeren, maar dat heeft hij niet gedaan. Het bestond slechts op papier, opgericht door het collectief van participanten. Het werd pas feitelijk in leven geroepen door Johan van Echten, de zoon van Roelof.
- Door Roelof van Echten als stichter van Hoogeveen neer te zetten, wordt geen recht gedaan aan zijn feitelijke rol. Hij had een rol als grondspeculant en makelaar in de periode voordat de plaats werd gesticht. Hij werd daarna één van de grotere verveners ter plaatse en leidde namens de Compagnie van de 5000 Morgen de aanleg van de Hoogeveensche Vaart. Overigens is hem dat laatste weer uit handen genomen, toen bleek dat hij daarvoor niet meer functioneerde. In de dagelijkse leiding over het Hooge Veen was hij al terzijde gezet door de Hollanders, die feitelijk de baas waren op het Hoogeveen. Maar dat alles neemt niet weg, dat Roelof ook een plaats in de geschiedenis toekomt. Maar wel één die past bij de feiten, en die ook recht doet aan andere mensen. Als je iedereen die als een soort makelaar of regelaar actief is ook als stichter wilt zien van alles wat later op die grond komt, en dan ook nog los van context en medewerkers en medeverantwoordelijken, dan heeft burgemeester Urlings de kaasfabriek van de DOC gesticht. Ach ja, waarom niet, er kan nog wel een mythe bij.
- Als een verhaal feitelijk historisch onjuist is, en allerlei verwerpelijke vormen van handel worden ermee verdoezeld, waarom zou je dan in de 21e eeuw zo’n 17e-eeuws verhaal dan nog blijven vertellen? We spreken nu ook anders over de VOC, over de moord op tal van Indiërs in de 17e eeuw, over Van Heutz, over de slavenhandel en noem maar op. Waarom zouden we nu dan wel vasthouden aan dat historisch onjuiste beeld van Hoogeveen, terwijl de wareverhalen op zijn minst net zo mooi zijn?
- Niet zo moeilijk doen over het woord ‘stichten’, maar gewoon spreken over het ontstaan van Hoogeveen in 1625. Of over het begin van het ontstaansproces? En dan Roelof van Echten beschouwen als degene die het allemaal op gang heeft gebracht? Gewoon de feiten negeren? Dat is een optie. Dat wordt wel gezegd, door mensen die nog wel aan 1625 vast willen houden. Maar spreek dan ook niet meer van stichten. Besef dan ook dat 1625 niet het begin was van dat ontstaansproces, slechts een datum uit een lange reeks, vanaf 1551. Je moet dan alleen aan 1625 vasthouden, omdat men dat al doet vanaf 1924. Verder niet, want de feiten spreken dit dus tegen. Wat mensen gaan doen, moeten ze natuurlijk zelf weten, maar Hoogeveen ontstond niet in 1625. Er was gewoon geen Hoogeveen in 1625 en het zou er de eerste jaren ook nog niet komen. Alleen de naam van Roelof verbinden aan dit moment uit 1625 is ook onjuist, want er waren vier mensen, die dat moment mogelijk maakten. En deze vier mensen hadden samen gedachten over het vervenen van een gebied, dat niet het latere Hoogeveen dekt. Het ging zelfs niet over het gebied van de latere Compagnie van de 5000 Morgen. Het ging over hooguit 2000 morgen van dat gebied, en de resterende venen van 1300 morgen Zuidwolde. De resterende 3000 morgen van het latere Hoogeveen stonden er buiten.
- Kortom: wie gewoon wil vasthouden aan 1625 kan dat gerust doen. Maar noem dat dan geen geschiedenis. Iedereen mag in Sinterklaas blijven geloven.
- Heeft iemand er al eens aan gedacht dat het huidige Hoogeveen 129 km² telt? Van de 5000 morgen ging pakweg 900 morgen verloren aan Overijssel en kwam nooit weer terug. In de huidige gemeente Hoogeveen is daarvan dus nog pakweg 4100 morgen over. Van die 4100 morgen was hooguit 2000 morgen betrokken bij de aankoop van 1625. Dat is hooguit 20 km². Minder dan een zesde van de huidige gemeente is dus betrokken geweest bij het jaartal 1625. En wie dit wil blijven zien als het begin van Hoogeveen, vergeet blijkbaar dat de geschiedenis van De Weide al honderden jaren ouder is. Pesse is al minstens 5000 jaar bewoond. Ook allemaal Hoogeveen! Onder de huidige omstandigheden is het een vorm van kolonialisme, waarbij geen rekening wordt gehouden met eigenheden van een gebied. Als we al die 129 km² moeten vasthouden aan een jaartal dan is dat van een stuk veen zonder ondergrond bij het Kruis.
In die ene mythe zitten al zoveel andere mythische voorstellingen en historische onwaarheden verstrengeld, dat er bijna geen uitkomen meer is. En we zijn er nog niet, als we het hebben over Roelof van Echten.
Als aanvulling op het bovenstaande een uitzending van RTV-Drenthe, waarbij enkele nauwbetrokkenen aan het woord komen.
https://www.youtube.com/watch?v=yA4Qh7RYRgI