Home / Overigen / Geschiedenis van Hoogeveen / Het ontstaan van Hoogeveen

Het ontstaan van Hoogeveen

Een uittreksel van een ‘nieuw’ onderzoek naar het ontstaan van het veengebied van de Compagnie van de 5000 Morgen.

Door Albert Metselaar

Het grondgebied waarop later de Compagnie van de 5000 Morgen actief was, hoorde vanaf de middeleeuwen bij de ongedeelde markegronden van de omliggende marken. Twee daarvan, Meppen en Steenbergen en Ten Arlo, lieten daarop zware rechten gelden. De marke van Steenbergen en Ten Arlo viel samen met het leengoed van de Zeven Hoeven, dat zeker al vanaf de jaren 1379/1382 deel was van de Heerlijkheid Ruinen. In 1411 was er sprake van een grensgeschil met Pesse. Het had betrekking op het gebied, dat vanaf 1970 als De Weide een buitenwijk werd van de nieuwe gemeente Hoogeveen. De Heer van Ruinen had een achterlener in dit gebied. Generaties lang was dit een boer uit de familie Steenbergen. Hij had de zeggenschap over 4 van de 7 hoeven, en daarmee tevens over een belangrijk deel van de westelijke stukken van het Hooge Veen, dat later Alteveer en het dorp Hoogeveen werd. Dit alles dus nog steeds als deel van de Heerlijkheid Ruinen, die ook de heerlijke rechten over het bedoelde veengebied bezat. De tienden van dit gebied lagen weer bij de familie van Echten, maar niet het grondbezit en niet de juridische heerlijke rechten.

In 1551 werd voor het eerst serieus gedacht aan turfgraverij in de venen. Dat was in het gebied van Meppen, ten westen van de venen van Steenbergen en Ten Arlo. Karel V had in 1550 strenge bepalingen afgekondigd, die een einde moesten maken aan de landvergravingen in het laagveen van Holland en Utrecht. Kapitaalkrachtige lieden weken vervolgens uit naar de hoogveengebieden in het noorden, waarvoor deze bepalingen niet golden. Reinolt van Burmania kocht, samen met anderen, veengebieden op en begon met de exploitatie daarvan. In 1551 kocht Reinolt 5000-6000 morgen veenland, inclusief de ondergrond, van de boeren van Meppen. Het was het gebied van de Wolfskuilen tot de Reest, inclusief het gebied rond het Riegmeer, waaronder pakweg 3000 morgen van de latere Compagnie van de 5000 Morgen. De grond werd na de dood van Reinolt van Burmania vererfd en na de dood van zijn vrouw voor de helft verkocht, om daarop eveneens via vererving verder te gaan. De erfgenamen verwachtten het gebied toegankelijk te maken door middel van kanalisering van de Reest.

Ten westen van de Meppense Venen is inmiddels een ander proces op gang gekomen. Tijdens de 80-jarige oorlog raken de boeren van Steenbergen en Ten Arlo om nog onduidelijke redenen vervreemd van de Heer van Ruinen. Deze blijft echter formeel, en – in de visie van zowel Karel V als Philips II – eigenaar van het gebied van de Zeven Hoeven, de marke van Steenbergen en Ten Arlo, zelfs tot nog ver in de 17de eeuw! Zo worden in 1681, als Wilhelm Hendrick, prins van Orange en Nassau, de Heer van Ruinen benoemt, de Zeven Hoeven nog tot diens Heerlijkheid gerekend. Ook al is het gebied dan al lang voor een deel overgenomen door de Compagnie van de 5000 Morgen. En ook al wordt het gebied in Drenthe beschouwd als een marke, bezit van eigenerfde boeren. Roelof van Echten wordt door aankoop van ondergrond in de marke van Steenbergen en Ten Arlo eigenaar van een hoeve, zonder boerderij erop. De grond werd gebruikt door andere boeren. In 1616 worden Jan van Buyren en consorten de eerste verveners in deze marke. Ze beginnen met het verturven van het Westerveen, nu bekend als de streek het Lageveen. De akte die hun de beschikking geeft over een deel van het Westerveen is helemaal in orde, inclusief de handtekening en zegeling van de schulte. In 1625 sluiten Roelof van Echten, Harmen ten Heuvel, ds. Johannes Boekenbergh en Gerhard Struuck, zonder overleg met de Heer van Ruinen, een overeenkomst. De andere boeren van Steenbergen en Ten Arlo dragen aan hem de rest van het Westerveen en een groot stuk van het Oosterveen over, zonder ondergrond. Als tegenprestatie krijgen de boeren diverse rechten. Daarmee kunnen ze in de toekomst de vervening op gang brengen in de venen, die ze niet aan Roelof overdragen.

Het contract heeft dus betrekking op een veel groter gebied dan alleen die pakweg 2000 morgen (bunder), die Roelof overgedragen krijgt. Ook Alteveer valt eronder, als deel van de bij Steenbergen en Ten Arlo gebleven venen. De verantwoordelijken voor de toekomstplannen voor dit uitgestrekte gebied zijn vier personen. Daarbij is het maar de vraag, of alle vier personen het recht hebben om dergelijke beslissingen te nemen, zonder inbreng van de leenheer, de Heer van Ruinen. Wonderlijk genoeg wordt het stuk niet bekrachtigd door de schulte van Zuidwolde. De toenmalige schulte was in erfopvolging de achterlener van de Heer van Ruinen. Als in 1630 Roelof de ondergrond onder de 2000 morgen koopt, is er geen sprake van een stoklegging, zodat Roelof de venen nooit geleverd heeft gekregen. Roelof heeft de ondergrond nooit betaald, was door gebrek aan levering in het toenmalige juridische stelsel formeel nooit eigenaar van de grond, en de Heer van Ruinen – de wettelijke eigenaar – heeft de overdracht nooit geaccepteerd. In 1630 protesteerde hij fel tegen de gang van zaken. Al met al is het contract van 1625 er éen, waaraan grote juridische vragen kleven.

De Heer van Ruinen leefde in onmin met het bestuur van de Landschap Drenthe. Roelof van Echten – zelf gedeputeerde – wist de overeenkomsten van 1625 en 1630 door het landschapsbestuur geaccepteerd te krijgen. Hij kreeg een octrooi om de voor hem gereserveerde venen af te laten graven. Bovendien kreeg hij belastingvrijdom voor 50 jaar. Hij stichtte ook de kerkelijke gemeente Echten, waarvan de overgenomen venen een buitengebied waren. Daarvoor was Echten deel van de kerkelijke gemeente van Ruinen, die werd gedomineerd door de Heer van Ruinen. Door het stichten van de gemeente Echten zette Roelof dus opnieuw de Heer van Ruinen buiten spel. De macht van de Heer van Ruinen werd verder geminimaliseerd door tegenover de Heerlijkheid Ruinen in dit gebied een Heerlijkheid Echtens-Hoogeveen in te stellen. Die Heerlijkheid Echtens-Hoogeveen ontstond volgens de visie van de Van Echtens met het octrooi van 30 maart 1626. Maar daarin was nog geen sprake van een Heerlijkheid. De Van Echtens hebben met steun van de Drentse ridderschap van iets, dat als rechten voor de grondeigenaren bedoeld was, een privé-recht gemaakt, en kwamen zo uit op die Heerlijkheid.

Al met al wordt het spel dat is gespeeld rondom het Hooge Veen steeds duidelijker. Tijdens oorlogsomstandigheden wordt een leenheer, die zijn rechten ontleent aan een op dat moment verliezende partij, een gebied van 2000 morgen veen ontfutseld, door één van de toenmalige Drentse leiders. Die aangaat overeenkomsten aan met door de oorlog economisch flink gedupeerde boeren, zonder feitelijke zeggenschap over het veen. Het confisqueren van het veen – daar mogen we dus wel van spreken – wordt gesteund door het Landschap Drenthe, dat vervolgens ook ondersteuning verleent aan het juridische en kerkelijke tegenspel, om de invloed van de wettelijke eigenaar te neutraliseren. Hierdoor verkleinde het Landschap het gebied van de Heerlijkheid Ruinen, en trok dit formeel bij het Landschap Drenthe. Dit alles uiteindelijk tot persoonlijk gewin van Roelof van Echten, gedeputeerde en daarmee een van de bestuurders van het Landschap Drenthe.

Het speelde allemaal voordat er ook maar één schop in het Hooge Veen in de grond was gegaan. Wat er speelde was in tegenspraak met de toentertijd algemeen geldende rechten en regels Daarbij konden heerlijke rechten en delen van een heerlijkheid niet zomaar door anderen worden overgenomen, ook al vormden ze een overheidsinstantie. In de 18e eeuw is de Heerlijkheid Ruinen pas opgeheven,  nadat – voor veel geld – zowel de eigendomsrechten als de juridische rechten van de Heerlijkheid waren overgenomen. Ten aanzien van de venen die later opgingen in het gebied van de Compagnie van de 5000 Morgen was er nooit een regeling getroffen en ook geen financiële vergoeding, zodat er gesproken kan worden van een agressieve overname in oorlogstijd. Daarbij werd de schade van de juridische eigenaar niet vergoed. Ook kwam Roelof van Echten zijn plichten ten aanzien van de boeren van Steenbergen en Ten Arlo nooit na.

Er is met alle maatregelen van vóór 1631 op geen enkele manier sprake van een begin van Hoogeveen. Alles wat we zien gebeuren, kunnen we plaatsen in een situatie, waarin Roelof van Echten venen tracht te reserveren, om anderen buiten te sluiten, zonder dat hij er iets concreets mee deed. En dan moeten we er ook nog rekening mee houden, dat hij slechts actief was binnen een deel van de latere 5000 Morgen en dat was juist niet op dat deel, waar enige jaren later het dorp Hoogeveen werd gesticht!

Begin 1631 was het gebied van de latere Compagnie van de 5000 Morgen eigendom van drie (groepen) eigenaren: 3000 morgen waren verdeeld over Ada van Burmania en de Erven Trumper. 2000 morgen waren verdeeld over Roelof van Echten (het veen) en de gezamenlijke eigenaren van Steenbergen en Ten Arlo (de ondergrond, die wel verkocht was aan Roelof, maar nog niet geleverd, dus waren zij nog de eigenaren) of de Heer van Ruinen. Hij stond juridisch in zijn recht en werd ook gesteund door Spanje, maar hij werd daarin niet erkend door het Landschap Drenthe. De eerste (groepen) eigenaren zijn volkomen legaal aan hun bezit gekomen. Zij hebben dit ook betaald en ze zijn onbetwist eigenaar. Roelof heeft nog niets betaald en zal dit ook niet doen. Hij blijft tot zijn dood toe verwikkeld in twisten over de eigendomsrechten.

Roelof van Echten bezat alleen nog maar de 2000 morgen veen,zonder ondergrond – nog steeds niet geleverd – toen een groep mannen met zeer diverse achtergronden de Compagnie van de 5000 Morgen voorbereidden. Deze compagnie  werd opgericht op maart 1631 te Zwartsluis door Roelof van Echten, de beide Leienaren Christoffel van Nijenhove en Johan van der Meer, ds. Johannes Boekenbergh van Zuidwolde en de Amsterdammer Arent Wouters Vreughden. Roelof verkocht de Compagnie 4000 morgen, bracht voor zichzelf 1000 morgen in en deed zo alsof hij over 5000 morgen beschikte. Dit is het fictieve Van Echtens Morgenland, waarover in de 20ste eeuw – onder invloed van de romantiek – zo lyrisch wordt gesproken, maar dat nooit heeft bestaan. Dat de Echter Groote Veenen op de bekende kaart van Pijnacker uit 1634 ingetekend zijn, zegt dan ook meer over de goede relatie tussen Cornelis Pijnacker en Roelof van Echten, dan over de feitelijke bezitsverhoudingen.

Van Echtens Morgenland een mythe? Jazeker! Roelof had dan wel, vanaf 1625, circa 2000 morgen veen, maar omdat hem de ondergrond niet was geleverd, was hij op zich geen eigenaar van het gebied. Hij mocht alleen het veen verwijderen, het land was van derden.

In maart 1631 bracht hij toch 5000 morgen in in de nieuwe compagnie. Daarvan kochten anderen 4000 morgen en door stoklegging leverde hij die ook weer aan de compagnie. Zo werd al het veenland, dat hij in 1631 en 1633 nog verwierf automatisch eigendom van de participanten van de Compagnie van de 5000 Morgen. Roelof vervulde hierbij doorlopend een verwarrende makelaarsrol, waarbij hij zijn zakenpartners beren verkocht die hij nog niet geschoten had. Maar hij wekte wel doorlopend de indruk, dat hij volop bezittingen had. Juridisch gezien, volgens het toenmalige Drentse recht, is hij nooit alleen eigenaar geweest van welk gebied dan ook binnen de 5000 morgen. Zijn zogenaamde ‘Perfekte Kaart’ bracht een gebied in beeld dat hij in 1631 niet bezat, of dat hij deels wel had gekocht, maar niet geleverd had gekregen, of het nooit zou bezitten. Hij verkocht namelijk ook aantoonbaar stukken veenland, die hij nooit en te nimmer gekocht had van derden, of waarvan op basis van contracten duidelijk is, dat dit gebied juist buiten zijn eigendom lag.

Om aan 5000 morgen te komen – die hij dus al op voorhand verkocht had! – moest Roelof de Meppense Venen zien te verwerven. In 1631 kocht hij de venen van Ada van Burmania. De koop werd met een stoklegging bekrachtigd. Maar daarna startte de familie van Ada een reeks processen tegen Roelof, omdat hij haar de venen veel te goedkoop afgetroggeld zou hebben. Gelet op de bedragen, die bekend zijn, is dit voorstelbaar. Koop was koop, maar Ada kreeg een veel te laag bedrag. De venen van de erven Trumper waren inmiddels voor een flink deel doorverkocht aan Amsterdammers, die samen met de laatste erven een compagnie vormden om die Meppense Venen “aan snee te kunnen brengen”. Roelof had al zoveel venen verkocht en per stoklegging geleverd aan derden, dat hij dat gebied ook – om niet door de mand te vallen – wel moest zien te krijgen. Hij startte uiteindelijk een naarkoop-procedure. De wijze waarop deze verliep, is zeer bedenkelijk, en getuigt van manipuleren van het 17e– eeuwse Drentse recht. Roelof kon de naarkoop-procedure alleen starten op basis van het feit dat hij al eigenaar was van de venen van Ada van Burmania, voordat de Amsterdammers iets gekocht hadden. Maar hij had zijn oudste rechten binnen het naarkoop-proces al verspeeld doordat hij haar gebied daarna per stoklegging had geleverd aan de gezamenlijke participanten van de Compagnie van de 5000 Morgen. Dat staat wel vast, want daarnaast had hij op het moment van levering nog geen andere geleverde gronden. Hij wist het echter voor elkaar te krijgen dat de procedure zo liep, dat de Amsterdammers zich niet konden verdedigen, en de Drentse rechters, de etten, Roelof – bij gebrek aan informatie tegen hem-  in het gelijk stelden.

Het vertrouwen in Roelof van Echten was inmiddels in zakelijke kringen zeer sterk gedaald. De Amsterdammers, die zich in 1631 hadden ingekocht in de Compagnie van de 5000 Morgen, traden grotendeels uit in december van dat jaar. Ze wantrouwden Roelof omdat hij zei dat hij eigenaar was van de venen, maar hij mocht zich niet zo noemen. Hij was er ook niet eerlijk aan gekomen. Hij was een dief! De kans was groot dat de venen bezwaard waren met kooppenningen, zodat de participanten bij het inkopen in de Compagnie ook schulden zouden overnemen.

Die venen daar in Drenthe, daar kon niet van worden aangegeven waar ze eindigden en waar het gebied van de buren begon. Roelof van Echten zou hen nooit kunnen leveren, wat hij hen had verkocht. Ook de financiële boekhouding van Roelof en de Compagnie was niet in orde.

 

 

Gek genoeg weten we al meer dan 20 jaar, dat de afbeelding van Roelof van Echten een vervalsing is, maar hij wordt ook nog overal gebruikt. Het is zeker, dat dit niet Roelof van Echten is.

We kennen van Roelof van Echten een uitvoerig verdedigingsgeschrift, dat hij – in tegenstelling tot andere brieven  niet liet opstellen door ds. Boekenbergh, zijn administratieve rechterhand. Maar dit schreef hij zelf van begin tot eind. Waarschijnlijk was dat, omdat hij van de predikant niet kon verwachten dat deze op dezelfde wijze met het waarheidsgehalte om zou gaan als Roelof zelf deed in de brief. De brief is vergeleken met het Drentse recht, met de stukken uit het archief van het Huis te Echten en de Compagnie van de 5000 Morgen. De inhoud blijkt op geen enkele manier een aanvaardbare verdediging te voeren. Roelof van Echten bleek in de brief zoveel feitelijke onjuistheden op een rijtje te zetten, dat het onmogelijk lijkt te zijn, dat hij dit zelf niet beseft heeft. De stukken uit de eigen archieven bevestigen het gelijk van de Amsterdammers op alle punten! Maar Roelof van Echten bleef zelf vasthouden aan de inmiddels al geschapen mythe van het grote Morgenland, met hem als onbetwiste eigenaar, de prachtige financiële toekomst van de participanten, de mooie duidelijke grenzen, noem maar op. Roelof van Echten zal de makelaarsrol overigens niet hebben opgepakt met onedele bedoelingen. Hij maakte daarbij echter wel de fout om in het contract van 12/22 maart 1631, bij de oprichting van de Compagnie van de 5000 Morgen, niet te spreken over aandelen of waardelen, maar concrete morgens, waarvoor een concrete hoeveelheid geld betaald diende te worden. De tweede fout was, dat hij die concrete morgens in de zomer van 1631 per stoklegging leverde. Daarmee leverde hij aantoonbaar iets, wat hij niet had. Maar hij wilde er wel voor betaald worden en drong daar op aan. En hij schreef op basis van het door hemzelf geschapen beeld het verdedigingsgeschrift. De derde fout was, dat hij niet de tijd nam om tot grensafbakening te komen tussen de gekochte veenlanden en de veenlanden van de omringende marken. Met dit laatste maakte hij zich ook zeer ongeliefd bij de buren. Op dat moment kwam het verdedigingsgeschrift van 12/22 januari 1632. Een brief met zoveel aantoonbare onjuistheden, dat we moeten spreken van misleiding. Al met al kunnen we niet anders concluderen dat Roelof van Echten blijkbaar met de rug tegen de muur was komen te staan. Hij had zichzelf juridisch klem had gezet. We kunnen zijn verdediging echter ook omschrijven als een bedrieglijke tekst, als onderdeel uit een serie gebeurtenissen, dat langzamerhand een proces van oplichting geworden leek te zijn.

Helaas is niet meer te achterhalen waarom het zover gekomen is. Eén van de mogelijkheden is dat hij onder invloed van de 80-jarige oorlog en een conflictueuze relatie tussen de Heer van Ruinen en het Landschap Drenthe snel zijn slag wilde slaan en daarom de onduidelijk begrensde venen van Steenbergen en Ten Arlo overnam en dit bij de oprichting van de Compagnie van de 5000 Morgen blufte op een totaal van 5000 morgen. Hij kan de inschatting hebben gemaakt dat hij in het ongedeelde veenland -vanuit zijn sterke positie als edelman en gedeputeerde – de grenzen van de andere marken in het veen zou kunnen terugdringen, maar werd toen geconfronteerd met een onaangename verrassing. De vraag is namelijk of het in die dagen wel zo duidelijk was dat in 1551 de Meppense Venen waren verkocht, en wie in 1631 de eigenaren waren. Het is heel goed mogelijk dat Roelof van Echten in 1631 bij het werven van participanten geconfronteerd werd met de feitelijke eigendomsverhoudingen, met als gevolg, dat zijn hele plan in duigen viel. Hoe dan ook, de feiten lagen in januari 1632 zoals ze er lagen en zijn brief naar Leiden werd een tekst, waarin we een in het nauw gedreven edelman onedele uitspraken zien doen.

Het verdedigingsgeschrift van januari 1632 was gericht aan een vriend te Leiden. Dit was waarschijnlijk Christoffel Dirks van Nieuwenhoven. Maar duidelijk was dat het geschrift uiteindelijk bedoeld was voor alle Leidse participanten. Roelof speelde echter op het vertrouwen dat hij had in Christoffel, en het vertrouwen dat Christoffel weer zou hebben bij de andere Leienaren. Het gevolg was, dat ze in de Compagnie bleven. De Compagnie van de 5000 Morgen leek gered, althans voorlopig. Roelof werkte in opdracht van de Compagnie verder aan de Hoogeveensche Vaart. De vaart werd formeel voor en door de Compagnie afgebouwd. In het begin was Roelof de leider, namens de Compagnie. Het was echter vooral een vaart van de Compagnie. Te meer ook, vanwege het feit, dat de directeuren van de Compagnie Roelof uiteindelijk al dit werk uit handen namen, vanwege verwaarlozing van zijn taak. Voor 1631 was er op het Hooge Veen nog geen schop in de grond gegaan. Alles wat er feitelijk wel op het Hooge Veen gebeurde, werd uitgevoerd door en in opdracht van de Compagnie van de 5000 Morgen. Roelof was wel directeur, maar slechts één van de vijf. Zijn bijzondere taken behelsden alleen de zorg voor de Hoogeveensche Vaart. Naar buiten toe deed hij echter voorkomen, dat hij de grote man binnen de Compagnie was en aan de andere directeuren bevoegdheden gaf. Roelof werkte zelf mee aan zijn mythe. Maar feitelijk stond hij in dienst van die anderen. En die schoven hem steeds meer ter zijde schoven, op basis van onbetrouwbaar gedrag.

Onder Roelof van Echtens persoonlijke leiding en verantwoordelijkheid is er niets gebeurd op het Hoogeveen. Het was de Compagnie die de eerste schop in het veen zette. In 1632 werden de eerste ontwateringsgreppels op het Hooge Veen gegraven. Opvallend genoeg gebeurde dit niet in het in 1625 geruilde gebied, waarvan de ondergrond in 1630 was gekocht. Het begin van de turfgraverij, en de bouw van de eerste woningen (voor rentmeester en vaste arbeiders) vindt in 1633 plaats op een stuk veenland van 33 morgen, dat op 28 mei (oude tijdrekening) of 7 juni 1631 (nieuwe tijdrekening) werd gekocht van de boeren van Steenbergen en Ten Arlo. Het was de zogenaamde ’33 morgen’, aan de oostkant van de huidige Hoofdstraat en de noordkant van het Haagje.Ook die ondergrond werd echter wel gekocht, maar niet per stoklegging geleverd! De rentmeesterswoning en enkele meierwoningen vormen een klein groepje bedrijfsgebouwen en geen voor kolonisten leefbaar en in alle jaargetijden goed bewoonbaar dorp. De Compagnie van de 5000 Morgen is dan nog een ongedeelde compagnie. Het enige moment dat die compagnie zelf – en niet de onder-compagnieën – laat turfgraven, is dus ook op die relatief onbekende ’33 morgen’- en dus niet op de in 1625 gekochte venen! Het eerste feitelijke begin van Hoogeveen staat helemaal los van het gebied van 1625.

Het vertrouwen van de Hollanders in Roelof van Echten is minimaal. Als Christoffel Dirks van Nieuwenhoven is overleden, is de breuk een feit. De Hollanders, de Leienaren en de laatste Amsterdammers, eisen en krijgen al in 1633 splitsing van de venen. In 1635 wordt hun eigen Hollandsche Compagnie formeel een feit. Roelof van Echten leent in die periode 14.000 carolus guldens, op persoonlijke titel, en doet ook daarbij voorkomen dat hij eigenaar is van een groot morgenland. Als onderpand brengt hij dan ook het gebied in, dat hij al lang verkocht en geleverd heeft aan de participanten. Dit komt uit in 1636, omdat Roelof dan niet kan voldoen aan de rente en de terugbetaling. De Hollanders worden dan door het Drentse recht verplicht om Roelofs schulden te voldoen, omdat ze anders hun venen kwijt zijn. Ze zijn furieus. Roelof wordt zelfs de toegang tot Echtens-Hoogeveen per wagen ontzegd. Hij mag niet meer met zijn wagen over de brug, voor de rentmeesterswoning van de Hollandsche Compagnie. Vervolgens breken de Hollanders ook volledig met het door Roelof gevoerde kolonisatiebeleid. Dat leidt tot een grote verandering voor het dorp Hoogeveen in oktober 1636.

Johan van der Meer en Pieter Joostens Warmont maken een reis van Leiden naar Hoogeveen. Ze worden daar stichters van het veenkoloniale dorp Hoogeveen door wat ze daar als maatregelen doorvoeren. De boekweitteelt wordt nu geïntroduceerd op de venen van de Hollandsche Compagnie, rondom wat vanaf dan Boekweitensloot zal gaan heten. Een kleine verzameling bedrijfswoningen wordt nu een echt dorp, voor het eerst met goede schoorstenen, bouw- en weiland, voor mensen, die hier in alle jaargetijden goed kunnen wonen op het veen en die zelf kleine veenderijen op kunnen zetten en beheerders kunnen worden van boekweitenland. Er worden schoorstenen geplaatst, die voor veiligheid en warmte zorgen, zodat men het hele jaar door goed kan leven in de panden. Dit alles was daaarvoor nog niet mogelijk. Maar ze handelen in opdracht van de hele Hollandsche Compagnie, zodat die de eer toekomt voor het stichten van de kolonie Hoogeveen. Het eerste echte dorp stond op de oostkant van de huidige Hoofdstraat, tussen het Kruis en de Bentinckslaan, op de in 1631 aangekochte 33 morgen. Omstreeks 1644 telt het dorp Hoogeveen minimaal 31 huizen, 55 woonsteden, en 248 inwoners. De door de Hollanders doorgevoerde maatregelen worden later door Roelof van Echten en de Bentincks overgenomen.

De Hollandsche Compagnie is in de jaren ’30 en ’40 van de 17e eeuw de leidende kracht op het Hooge Veen. Na het uittreden van de groep Amsterdammers zijn er geen andere kooplieden meer bereid gevonden om in te tekenen in de Compagnie van de 5000 Morgen. De vele conflicten die de Leienaren met Roelof uitvechten geven aan dat de uitgetreden Amsterdammers uiteindelijk ook publiekelijk op alle fronten gelijk hebben gekregen met hun bezwaren tegen de veenpolitiek van Roelof van Echten. De Compagnie van de 5000 Morgen is rond 1640 eigenlijk niets meer dan een maatschappij om de Hoogeveensche Vaart te beheren. Ook dit gaat dan zelfs niet meer. De Hollanders starten een proces om de vaart te verdelen. Bij de dood van Roelof van Echten is Het Hooge Veen een op het oog hopeloos verdeeld gebied, met Roelof zelf in een geïsoleerde positie. De Compagnie van de 5000 Morgen vergadert niet meer. Er is feitelijk niet meer sprake van één kolonie Hoogeveen, maar van twee koloniën. De Hollanders hebben vanaf 1634 via hun eigen rentmeester een groot deel van het bestuur van de vervening op het Hooge Veen overgenomen. Ze krijgen namelijk het hele al aangesneden deel. De zuidelijke venen en woningen aan de oostkant van de huidige Hoofdstraat worden geleid vanuit de rentmeesterswoning van de Hollandse Compagnie. De Bentincks, Roelofs schoonfamilie, werken nog wel met Roelof samen, maar beginnen ook plannen te maken om zich los te maken. De rentmeesterswoning van de Compagnie van de 5000 Morgen raakt in handen van Roelof van Echten. Van daaruit wordt de tweede kolonie geleid, dat bestaat uit het noordelijke deel van de Hoofdstraat en de venen van de Van Echtens en de Bentincks. De westkant van de Hoofdstraat is dan nog van Zuidwolde. Daar woont nog niemand, anders was er ook al een derde kolonie geweest.

De markegenoten van Steenbergen en Ten Arlo komen in 1641 tot een verdeling van de gronden rond het Hooge Veen en de overige venen, waarbij ze de invloed van Roelof van Echten zoveel mogelijk proberen te neutraliseren. Hij belemmert namelijk de ontwikkeling van het veengebied van Steenbergen en Ten Arlo, ondanks de op het oog positieve houding in het contract van 1625. De markegenoten moeten wachten tot 1651 voordat ze hun eigen gebied mogen verturven. Ze zijn ook eigenaren van bijna de hele westkant van de Eerste Wijk, de huidige Hoofdstraat, waar het dorp Hoogeveen groeit. Op een stukje van die westkant bouwt Roelof omstreeks 1642 de eerste herberg en tapperij van het dorp. Dat was het enige wat hij volledig voor eigen verantwoordelijkheid en op eigen naam in Hoogeveen stichtte. Het in 1631 door de Compagnie van de 5000 Morgen gestichte fonds voor kerk, school en armen – ‘Ad Pios Usus’-  wordt door Roelof van Echten – de beheerder ervan – niet geactiveerd, zodat voor het dorp geen ontwikkelingen op het gebied van school en kerk op gang worden gebracht. Ook de eerste armen kunnen hieruit hun ondersteuning niet verkrijgen. Het dorp valt kerkelijk onder Echten, waar vanaf 1635 ook een onderwijzer is. Maar dat is ver weg.

Als Roelof in 1643 door ziekte zijn einde voelt naderen, vervreemdt hij zich ook van de Drentse politiek, door zijn zoon Johan – als Drost van Drenthe – een soort verkiezingscampagne te laten voeren, om hem op te volgen. Als Roelof eind 1643 sterft, staat hij op talloze gebieden alleen. Er is ruzie met de Hollandse participanten, er zijn conflicten met de erven Burmania, Gees eist een deel (3000 van de 5000 morgen) van de Meppense Venen op, Overijsselse boeren en marken eisen de zuidelijke delen van de venen op, die Roelof aan de Hollanders had toebedeeld(!), de boeren van Steenbergen en Ten Arlo hebben nog steeds geen geld gezien en de verdeling van de venen met de Bentincks wil nog niet helemaal lukken.

In Drenthe kunnen de Hollanders hem niet meer juridisch aanpakken, omdat hij als drost een machtspositie heeft. Maar datzelfde Drenthe is in zekere zin ook zijn gevangenis. Daarbuiten zou hij door de wetten van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden aangepakt kunnen worden.

Johan van Echten erft in 1643 veel problemen. Hij kiest een radicaal andere lijn dan zijn vader. Hij buigt op vrijwel alle punten van conflict met de participanten. De Compagnie van de 5000 Morgen vergadert weer en de beide delen van de kolonie Hoogeveen hebben weer één samenwerkend bestuur, al blijven er meerdere rentmeesters. Johan zorgt er voor dat de participanten van de Compagnie van de 5000 Morgen eindelijk venen toegewezen krijgen. Die hadden ze al lang betaald en formeel geleverd hadden moeten krijgen. Johan en zijn broer en zus zorgen ervoor dat de contractuele afspraken van zijn vader worden nagekomen. Vader Roelof zelf had getracht die te ontlopen, door met de Hollanders het bedreigde zuidelijke gebied te ruilen voor minder bedreigd noordelijker veenland. Johan deelt nu de eigen venen met de Bentincks en met zijn eigen broer en zus. Ook activiteert hij het fonds voor kerk, school en armen en begint plannen voor de kerkbouw op het Hooge Veen uit te werken. Die bouw begint in 1652.

In 1657 komt er een eind aan het conflict met Gees. Johan koopt in 1657 de venen van Gees, als blijkt dat deze boeren eigenaren waren geweest van het hele gebied dat destijds als Meppense Venen gekocht was van Meppen. Hij geeft ook de aanspraken op op het gebied van de Wolfskuilen. Dit was door Roelof opgenomen in het gebied van de 5000 Morgen, terwijl hij dit aantoonbaar nooit had gekocht. Achteraf moet worden gezegd, dat Roelof van Echten nooit eigenaar is geweest van welk deel van de Meppense Venen dan ook, omdat hij zich baseerde op oneigenlijke aanspraken van derden. Daarom heeft ook de Compagnie van de 5000 Morgen voor 1657 geen legaal gebruik gemaakt van deze venen. Na de stoklegging met Gees is er in 1657 voor het eerst een deel van het veenland van de Compagnie van de 5000 Morgen, dat niet betwist wordt door derden. Er rijst wel een geweldig probleem: door te erkennen dat de veenlanden bij de marke van Gees horen, wordt ook erkend dat ze onder het tiendrecht van Gees vallen. Er valt echter nog niets te verwerven van het veenland, er hoeft dus ook nog niets betaald te worden. Als dat later wel zo is, is er een prachtige mythe ontstaan, die  – bedoeld of onbedoeld – een geweldige fraude camoufleert, omdat de gelden van de tienden dan gewoon naar de Van Echtens gaan! Het is de “Mythe van Roelof van Echten” en de 5000 morgen, die hij in 1625 gekocht zou hebben van Zuidwolde. De bedoeling van de mythe is dus ook meteen duidelijk: het houdt het geld bij de Van Echtens, maar het geld van de tienden zou eigenlijk moeten toevallen aan de tiendheren van Gees!

Na Johans dood wordt in 1664 door zijn broer Hendrik, waarnemend Heer van Echten, Nicolaas Dedel, Cornelis Sinapius, Drost Bentinck, en Schaep de landoverdracht met Steenbergen en Zuidwolde afgerond. Ze nemen de stok op voor de venen en ondergronden van 1630 en 1631, die ze al jaren in gebruik hebben. Ook een grote driehoek veenland, tussen de Oostwijk en het Riegmeer wordt nu door Steenbergen en Ten Arlo als verkocht verklaard en overgedragen. Deze grond was door Roelof van Echten verkocht, maar hij had het zelf nooit gekocht van derden,. Eindelijk worden de financiële claims van 1630 en 1631 uit de weg geruimd. Goed beschouwd moeten we  – redenerend vanuit het heden – de conclusie trekken, dat de 5000 morgen veenland van de Compagnie van de 5000 Morgen nooit eigendom zijn geweest van welke participant dan ook, voor 1657 en 1664. Dit, terwijl de Compagnie zelf alleen maar bestaan bleef vanwege de doorstart met Johan van Echten. Alles wat daarvoor allemaal was gekocht, verkocht en per contract vastgelegd, was uiteindelijk door nieuwe contracten, afspraken en overdrachten vervangen.

Hierna bleef echter nog een groot probleem onopgelost: de zuidelijke venen van het Hooge Veen werden nog steeds opgeëist door Lutten en Ane. Na 161 jaar twisten is pas in 1792 door een uitspraak van het Hof van Utrecht de definitieve grens tussen Drenthe en Overijssel vastgesteld. De eigenaren van Echtens-Hoogeveen verloren daarbij naar schatting 600 morgen veenland! Ondanks de herhaalde toezeggingen van Roelof van Echten en zijn opvolgers dat zij bij verlies de eigenaren zouden compenseren uit eigen venen of financiële middelen, is dat nooit gebeurd. De veenpolitiek van Roelof van Echten maakte dan ook slachtoffers tot in 1792 aan toe. Bij een registratie in 1776 waren het 29 personen, vooral de kleinere verveners, die gedupeerd zouden worden. Dat was de erfenis van 1631. Het was dus enkel en alleen doordat er zonder vaststelling van grenzen, zonder overleg met buurmarken, vastgestelde hoeveelheden morgens veenland werden verkocht, die door derden ter goedertrouw werden overgenomen. Dit alles was zeker in strijd met de heersende regels en gewoonten, ook in die dagen.

Het bovenstaande geeft een totaal ander overzicht van gebeurtenissen en verhoudingen dan de mythe van Roelof van Echten ons heeft willen doen geloven. Hoe is die mythe in de wereld gekomen? Aangegeven is al dat Roelof van Echten daar ook zelf debet aan is geweest. Hij had de mythe nodig om de participanten gerust te kunnen stellen en hun geld in ontvangst te kunnen nemen. Er is echter nog een reden. Roelofs zoon, Johan van Echten, sterft in 1662. De familie staat er inmiddels financieel zo slecht voor, dat de mombers (voogden) over zijn kinderen volop bezittingen moeten verkopen, zoals veenland, huizen, zelfs de bibliotheek. Als kleinzoon Roelof van Echten II (1648-1735) volwassen is geworden wordt hij in staat wordt gesteld om de Heerlijke rechten uit te oefenen. Hij krijgt hij dan een Heerlijkheid, waarin hij zich beperkt voelt door uitspraken van Ridderschap en Eigenerfden van het Landschap Drenthe. Dit als gevolg van de processen die er zijn geweest tussen zijn vader Johan van Echten, zijn mombers (na zijn vaders dood in 1662) en de markegenoten van Steenbergen en Ten Arlo. Roelof van Echten II doet daarop een beroep op de Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden. Die nemen het besluit (op 16 februari 1678) om hem terug te verwijzen naar de Ridderschap en Eigenerfden. In 1680 bepalen zij, dat ze onveranderd bij alle voorgaande besluiten blijven. Zo bekeken leverde het niets op, maar ondertussen is er wel wat anders gebeurd. Roelof van Echten II heeft zijn stuk aan de Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden ingeleid met een historisch overzicht. Tenminste, zo werd het gepresenteerd. Maar het was niets anders dan de “Mythe van Roelof van Echten”, namelijk de bewering, dat zijn grootvader 5000 morgen had gekocht en dat hij alleen de grote initiator was tot het stichten van Hoogeveen en de Compagnie van de 5000 Morgen. De terugverwijzing naar het Drentse bestuur gaat gepaard met een verkorte herhaling van de motieven van Roelof van Echten II om zijn gelijk te halen. Daardoor erkennen de Staten-Generaal de “Mythe van Roelof van Echten” als een voor hen op dat moment acceptabele weergave van de feiten. Ze willen er echter op dat moment niet de conclusies aan verbinden, die Roelof van Echten II wel doet, namelijk om niet te treden in inhoudelijke zaken van het Landschap Drenthe. Hoe dan ook, de mythe heeft op dat moment de erkenning van de Republiek! De bevolking van Hoogeveen kreeg het verhaal onder ogen toen dat op 3 maart 1678 werd voorgelezen in de Hoogeveense kerk. Er zat een begeleidend briefje bij met de mededeling, dat wie Roelof van Echten II niet in zijn rechten erkende, wie tegensprak wat hij beweerde, zou juridisch vervolgd worden. Vervolgens start er een handtekeningactie op het Hoogeveen. De bevolking geeft ogenschijnlijk aan, dat ze Roelof van Echten II graag, net als zijn voorgeslacht als heerser willen. Maar we moeten de hele lijst zien als een poging om onder de druk van hem weg te komen, die op dat moment op de bevolking werd gelegd.

De mythe van Roelof van Echten I, uitgewerkt in een zeer eenzijdig propagandageschrift uit 1678, was bedoeld om de Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden te bewegen om Roelof van Echten II weer aanzien te geven. Maar het werd ook de basis van de geschiedschrijving van Hoogeveen, zoals we die tot nu toe kenden.

“Hoogeveen is gesticht in 1625 door Roelof van Echten. Die kocht 5000 Morgen van de boeren van Zuidwolde (Steenbergen en Ten Arlo) en daarop begon hij veen af te graven met zijn Compagnie van de 5000 Morgen. Hij leidde alles en zette alles op. Hij was eigenaar van een groot veenland, Van Echtens Morgenland. Het is door zijn visie en inzet dat Hoogeveen is ontstaan.” Ik heb dit zelf ook beweerd, in navolging van talloze voorgangers. Wie dit nog uit wil dragen, moet het zelf maar weten. Maar hij of zij geeft dan alsnog steun aan een van de grootste fraudes uit onze lokale geschiedenis. Ik hoef hem niet tegen te spreken. Dat doet de man in kwestie zelf wel! Wie dit namelijk volhoudt, vindt zelfs Roelof van Echten I als tegenstander op zijn pad! Die ontzenuwde in zijn brief van 12/22 januari de mythe door te stellen dat niet feiten uit 1625, maar de oudere aankoop van bezittingen van Menno van den Clooster het begin was van een serie gebeurtenissen. In 1625 werd niets gekocht, maar geruild, en er was geen sprake van 5000 maar van 2000 morgen. En ook Roelof van Echten I schrijft in die brief over de veel oudere Meppense Venen, de resterende 3000 morgen, waarin de Burmania’s en andere participanten actief waren! Daarmee geeft hij aan daarover geen tiendrechten te hebben, want die waren beperkt tot Zuidwolde. En daarin geeft hij tevens aan, dat de oudste geschiedenis van het gebied begon in 1551.

Mythen laten zich nu eenmaal moeilijk bestrijden en sommige verhalen zijn zo mooi verteld, dat ze het alleen daarom al waard leken om waar zijn. Er is moed voor nodig om te zeggen dat je jarenlang onwaarheden hebt verkondigd, ook al wist je niet beter. Psychologisch voelt het als een soort vadermoord. Een bijkomend probleem is dat getwijfeld gaat worden aan de boodschappers nu blijkt, dat de oude boodschap niet waar is. Het effect is algehele onzekerheid. Als we niet meer kunnen geloven, wat in vrijwel alle boeken over Hoogeveen op papier is gezet, wat en wie kunnen we dan nog wel geloven? En is die nieuwe boodschap dan wel geloofwaardig? Wij hoeven niets meer te geloven. We kunnen de feiten nu toetsen. De archieven zijn voor iedereen toegankelijk. En als ik één ding geleerd heb, dan is het wel dat de nieuwe verhalen over het Hooge Veen op zijn minst zo mooi zijn als de oude.

Het Hooge Veen lijkt het terrein van een drama geweest te zijn, waar Shakespeare van zou smullen. Een adellijke familie werkt zichzelf met mooie praatjes en mooie papieren helemaal in de nesten, terwijl van een buurman stukje bij beetje steeds meer grond en rechten wordt afgenomen. Er vindt een geweldige fraude met tienden plaats. Om de eer en het stamhuis van de familie te redden, en om een faillissement te voorkomen, moet door de edelman en zijn geslacht gemanipuleerd worden met feiten. En het lukt. De volgende generaties weten zelfs niet beter. Per slot van rekening worden de gemythologiseerde visies zelfs door historici bekrachtigd. Die konden niet anders. Die hadden te weinig bronnen genoeg beschikbaar. Die lagen nog bij de familie zelf. Een familie die zelf uiteindelijk ook niet beter wist.

Uittreksel van een uitvoerig onderzoek,

Editie maart 2007


DE CANON VAN HOOGEVEEN

Klik hier voor de canon van Hoogeveen.