Skip to main content

Alteveer

 

Alteveer in het midden van de vorige eeuw
Bron: Drents archief


Hoe Alteveer is ontstaan

Zo is Alteveer ontstaan 

Alteveer is ontstaan in het voormalige heide- en moerasgebied, dat zich uitstrekte van Zuidwolde tot Coevorden, aan weerszijden van de Drents-Overijsselse grens. De grond bestond hier voor een belangrijk deel uit keileem, een restant uit de voorlaatste ijstijd. Dit leem stagneerde de waterafvoer. Daardoor ontwikkelde zich - vanaf zesduizend jaar geleden - een veenpakket.

Kenmerkend voor het gebied waren de vele zogenaamde meerstallen (veenplassen). Er groeide slechts hier en daar wat moerasbos.

Voor de bewoners van Zuidwolde was de afstand tot dit veengebied te groot. Zo ontstond de dorpsnaam: Al te ve(e)r. Het initiatief voor de ontginning in deze regio kwam van Jonkheer Roelof van Echten. In 1625 kwam hij met de markegenoten van de marke Steenbergen en Ten Arlo en die van de marke Kerkenbosch overeen, dat hij het oostelijke deel van hun venen mocht ontginnen. Het gebied Alteveer hoorde vanouds bij de marke Steenbergen en Ten Arlo en het Kerkenbovenveen hoorde bij de marke Kerkenbosch. In de overeenkomst beloofde Jonkheer Van Echten een kanaal te laten graven, de Hoogeveensche Vaart. Daarvan zouden ook de markegenoten - bij de exploitatie van de westelijke venen - kunnen profiteren. 

Na voortdurend geruzie tussen de Jonkheer en de boeren richtten de laatsten de Zuidwolder Compagnie op. Zij begonnen in 1657 met de vervening van de Sloot Alteveer. Daarvoor werd vanaf de Hoogeveensche Vaart het Sloots Opgaande (later de Zuidwolder Sloot genoemd) aangelegd. Haaks daarop werden talrijke wijken gegraven. Het dorp Alteveer groeide aanvankelijk langzaam. In 1745 telde het niet meer dan vijf haardsteden. Maar in het begin van de negentiende eeuw was het dorp aanzienlijk gegroeid en had het zelfs een eigen school. De Schapendijk was destijds de grens tussen het verveende deel in het Noorden en het Berkenbovenveen in het Zuiden. Dit laatste veen was nog niet verveend en werd voornamelijk als schapenweide gebruikt. Hier had de Weme, de pastorieboerderij van Zuidwolde, ook enige bezittingen. De veldnamen Weemslag en Weembosje getuigen hier nog van. In het Weembosje kon zich, daar waar vervening achterwege bleef, een elzen broekbos ontwikkelen. Daarin worden 's zomers zeldzame vogels,  zoals de wielewaal, aangetroffen. Tussen het Weemslag en het Weembos liep de Weemwijk. Deze is inmiddels gedempt.