Schoorsteen
Als de schoorsteen brandt, mag men blijven wonen.
Het wordt nog steeds verteld. Als men in een nacht een hut op een willekeurige plek in het veen kon bouwen en de schoorsteen zou roken voordat het morgen werd, dan mocht men daar blijven wonen. Het boek van Thomas Rosenboom heeft dat nog weer eens goed naar voren gehaald. Waar dat verhaal oorspronkelijk vandaan komt, dat is onduidelijk, maar dat het zo niet toeging op het oude Hoogeveen, dat is wel heel erg duidelijk. Zwervers, mensen zonder vaste woon- en verblijfplaats, werden weggejaagd door de kerspelsoldaat. Dus snel even een hut bouwen, zonder arbeid bij een van de veenbazen, dat was er niet bij.
En wie wel bij een veenbaas of een schipper werkte, moest eerst netjes in overleg met die baas om een plaats voor een woning uit te kunnen zoeken. Er waren twee constructies: 1. Men kon een eenvoudige woning huren van de baas, een meierwoning. Dan gold men als een van de vaste arbeiders van die baas en kreeg men ook de garantie van werk aan sloten, vaarten en paden in de winter. 2. Men kon een stuk ondergrond in erfpacht nemen, om er vervolgens naar eigen inzicht een (eenvoudige) woning of een hut op te bouwen.
Een ‘wilde’ vestiging, zoals het verhaal suggereert, zou niet worden getolereerd. Bij wie zou je dat dan ook moeten doen? Als je het deed op het land van je baas, kon je vertrekken, zoals dat heette. Ontslag. De bazen in die dagen lieten zich namelijk niets afdwingen. Als je het deed op het land van een andere veenbaas of veenbezitter, sloten de bazen de rijen en kon je ook vertrekken. Wie echter aan kan tonen dat er toch zulke ‘wilde’ vestigingen waren, en ook nog aan kan tonen dat dit geen uitzondering was die de regel bevestigt, maar de gangbare werkwijze was op het oude Hoogeveen, is van harte welkom. We staan open voor ieder nieuw onderzoeksresultaat.
© Albert Metselaar